RSS feed

Pracht verhaal…..

Geplaatst op

“Goedemiddag, u spreekt met Hetty van gemeente Alphen aan den Rijn”, klinkt een vriendelijke vrouwenstem door mijn telefoon.
Even krijg ik een verontrustend gevoel. Waarom word ik gebeld door iemand van de gemeente, denk ik.
“Een cliënt van ons heeft een hond die geknipt moet worden. Zou u deze hond kunnen ophalen?”.
Ik begreep niet zo goed wat ze hiermee bedoelde.
“Waar moet ik een hond ophalen, in het gemeentehuis?”, vraag ik wat achterdochtig.
“Nee bij de cliënt thuis. De factuur voor de behandeling mag u dan naar ons sturen”.
Na enige uitleg kom ik erachter dat het gaat om een alleenstaande man die in een rolstoel zit. De man in kwestie heeft financiële problemen en de gemeente regelt nu dat de hond naar een trimsalon mag.
Dat heb ik nog niet eerder meegemaakt en ik twijfel even of ik niet in de maling genomen word.
Ik krijg het adres van de man en de gegevens waar de factuur naartoe mag.
Voordat ze ophing kreeg ik nog wel een kleine waarschuwing mee.
De man in kwestie zou een enorm stugge man zijn met wat asociaal gedrag.
Fijn , denk ik , terwijl ik de verbinding verbreek.
Op de afgesproken dag rijd ik naar het adres van de man. Hij blijkt te wonen in een armoedige flat in een buurt waar ik niet graag kom.
Voor het portiek staat een vuilcontainer die overvol zit. Naast de bak liggen tientallen vuilniszakken. Een groepje jongeren hangt wat tegen de ramen van het portiek aan en bekijken mij van top tot teen wanneer ik aan kom lopen.
Ze maken geen plaats om mij erdoor te laten. Ik hef mijn kin nog iets hoger en duw mijn schouders naar achter om wat zelfverzekerder over te komen.
“Goedemiddag”, zeg ik vriendelijk.
Een van de jongens kijkt me kil aan en spuugt vlak voor mijn voeten op de grond. Ik moet mezelf tussen twee jongens doorpersen om de flat te kunnen betreden.
“Hoer” sist de kleinste jongen van het stel wanneer ik ze gepasseerd ben.
Ik doe net of ik niets gehoord heb en kijk op het bordje om te zien naar welke etage ik moet. 1 hoog.
Er hangt een briefje op de lift met de tekst ‘defect’.
Ik neem de trap naar de eerste etage. Het ruikt er naar urine. Zonder de trapleuningen aan te raken loop ik naar de eerste etage.
Het is het laatste huis van de galerij. Voor de deur staan ook weer vuilniszakken. Ik bel aan. Het duurt een eeuwigheid voordat er opengedaan wordt. In de gang zit een man in een rolstoel. Hij heeft geen benen meer zie ik. Naast hem staat een hoopje vuil, wat toch echt een hondje blijkt te zijn. Ik kan het hoofdje niet ontdekken. Het is een grote bonk haar op pootjes.
“Goedemiddag meneer, ik ben van de trimsalon, ik kom uw hondje ophalen”.
“Dat weet ik”, zegt de man zonder oogcontact met mij te maken.
“Heeft u nog speciale wensen ?”, vraag ik tegen beter weten in. Want bij de aanblik van dit hondje besef ik dat kaalscheren de enige optie zal zijn. Toch vraag ik het omdat ik de man het gevoel wil geven dat zijn mening telt.
“Nee”, zegt hij uiterst kortaf. Hij duwt de hond de drempel over en gooit de deur hard dicht.
Ik voel me ongemakkelijk.
De hond wandelt rustig met mij mee naar beneden.
Wederom wordt mij de weg versperd door het asociale trio.
“Wat moet je kosten”, grijnst de jongen met de kille ogen.
“Flikker toch op joh”, zeg ik fel.
Ik krijg een flinke duw naar buiten en struikel bijna over het vieze hondje wat met zijn staart strak tussen zijn achterbenen staat.
Ik ben opgelucht als ik veilig in mijn auto zit. Pas nu ruik ik wat een smerige geur er van dit diertje afkomt. Met het raam een stuk open rijd ik naar de salon.
Onder de enorme vacht blijkt echt een geinig hondje verstopt te zitten. Ondanks dat de hond helemaal kaal is misstaat het hem niet. Ik pluk de gehoorgangen van de hond leeg en knip de veel te lange nagels. Na het bad , droog ik de hond zorgvuldig en werk hem na. Het is een enorme metamorfose waar de hond zelf ook zichtbaar gelukkig mee is.
Het staartje steekt weer triomfantelijk in de lucht en gaat zowaar heen en weer van blijdschap.
Ik geef de hond een koekje als beloning en word bijna in mijn vingers gebeten, zo gulzig pakt hij het aan.
Wanneer ik weer bij de flat arriveer zijn de jongens gelukkig verdwenen. De man in de rolstoel bekijkt de hond amper en gooit direct zijn deur weer dicht. Ik voel mij behoorlijk beledigd door dit gedrag en heb medelijden met het hondje.
Thuis maak ik de factuur en mail deze naar de gemeente. Al de volgende dag staat het geld op mijn rekening.
Drie maanden later belt er een andere medewerkster van de gemeente met het verzoek de hond weer op te halen. Wederom word ik gewaarschuwd dat de man niet erg vriendelijk is.
“Dat heb ik gemerkt”, zeg ik somber.
“Wat is er met de man aan de hand? Is hij geestelijk in orde?’, vraag ik.
“Jawel hoor, maar meneer is erg depressief”.
“Kunt u mij iets meer vertellen over deze meneer?’, probeer ik. Maar ik krijg geen verdere informatie.
Wanneer ik een aantal dagen later op het afgesproken tijdstip weer aanbel bij de man ziet hij er nog slechter uit dan de vorige keer. Zijn gezicht is grauw, hij heeft donkere kringen om zijn ogen en zijn haar valt als een vet plakje over zijn oren.
Deze keer hoeft hij de hond niet over de drempel te duwen aangezien deze al kwispelend op me af rent en tegen me op springt. De man maakt aanstalten om de deur weer dicht te gooien maar ik duw met mijn hand tegen de deur. Verschrikt kijkt hij heel even in mijn ogen.
“Mag ik u wat vragen meneer?”.
“Hoezo?”, is zijn ontwijkende antwoord.
“Nou, ik ben gewoon benieuwd hoe het met u gaat?”.
“Wat kan jou dat nou schelen”. En met een harde duw klapt hij de deur dicht.
Shit, denk ik. Dit schiet niet op.
Als ik de hond straks terugbreng ga ik het anders aanpakken, besluit ik.

Ik bel aan met de hond in mijn armen. Zodra de deur opengaat stap ik direct de gang in. Ik ga tegen de deur aanstaan zodat de man de deur niet dicht kan gooien.
Ik plaats de hond op de schoot van de man en zeg met een vrolijke stem; ”ga maar even lekker bij je baasje zitten”.
De man zegt niks.
Ik hurk voor de rolstoel en leg mijn hand op zijn bovenbeen, net boven de stomp waar ooit een knie moet hebben gezeten.
Ik zie dat hij naar mijn hand blijft staren. Hij duwt me niet weg.
“Hoe bent u uw benen verloren?”, vraag ik zachtjes. De stilte duurt een eeuwigheid.
“Ik heb een auto ongeluk gehad “, zegt hij dan plotseling. Zijn stem klinkt bibberig, niet meer zo nors.
“Wat vreselijk. Is dat al lang geleden?’.
“Vijf jaar geleden, mijn vrouw is daarbij omgekomen”.
“Wat verschrikkelijk voor u”, zeg ik. En ik meen het. Ik heb serieus te doen met deze man.
“Zou ik misschien even binnen mogen komen?’.
De man rijdt behendig zijn rolstoel achteruit de woonkamer in en maakt een gebaar dat ik verder kan komen. Ik sluit de buitendeur en volg de man naar binnen.
Het is een rommeltje binnen maar wel schoon.
“Heeft u hulp?”.
“Er komt twee keer per week iemand schoonmaken “, zegt hij met een sombere blik.
Ik ga zitten op een houten stoel die bij het raam staat en kijk even om mij heen. Er staan weinig meubels. Er ligt een net laminaatvloertje. Er staat een televisie, een eettafel en een kast. In de kast zie ik een foto van de man met een lachend gezicht. Hij staat naast een vrouw met kort donkerblond haar. Op de foto heeft hij een arm om haar heen.
“Was dat uw vrouw “, vraag ik terwijl ik naar de foto wijs.
Hij knikt en staart naar de vloer.
“Bent u erg eenzaam”, blijf ik doorvragen.
Geen antwoord.
“Ik ben benieuwd naar uw verhaal. Als u het fijn vind kunt u er gerust met mij over praten”.
Ik praat rustig en zachtjes in de hoop het vertrouwen van deze man te kunnen winnen.
En dan ineens kijkt hij mij aan. Zijn ogen zijn waterig.
Met een gebroken stem begint hij zijn hele levensverhaal.
De man heeft zijn hele leven hard gewerkt. Hij was dolgelukkig met zijn vrouw. Ze waren ongewild kinderloos gebleven, maar desondanks genoten ze intens van het leven met elkaar.
Ze woonden in een leuk vrijstaand huisje in de polder.
Tot het ongeluk.
Hij kon niet meer werken, ze hadden weinig spaargeld en het huisje was gehuurd. Een pensioen had de man ook nooit opgebouwd.
Alles ging tegenzitten. Nu woont hij hier. Krijgt hij subsidie en hulp in huis. Familie heeft hij niet. De paar vrienden die hij had heeft hij naar eigen zeggen weggejaagd omdat hij zo somber was geworden door het verlies van zijn vrouw en zijn benen.
Het enige wat hij nog heeft is zijn hond.
“Ongelofelijk toch, als je je hele leven niets verkeerd hebt gedaan, je dan eindigt in zo een kut flat met alleen maar klotevolk?”, zegt hij met pijn in zijn ogen.
“Laatst was de lift stuk, wie moet dan mijn hondje uitlaten? Als ik bel word ik niet serieus genomen”.
“Ik kan me voorstellen dat u daar erg verdrietig van wordt”, zeg ik.
“Is er iets wat ik voor u kan doen”, wil ik weten.
“ik zou niet weten wat”. Zijn norse stem is direct weer terug.
“Ik zal u mijn telefoonnummer geven, mocht er ooit iets zijn waar u hulp bij nodig heeft, dan mag u mij altijd bellen”.
Hij pakt mijn kaartje aan zonder mij aan te kijken.
Even leg ik mijn hand op zijn schouder.
“U bent nooit helemaal alleen”, zeg ik terwijl ik de kamer verlaat.

De man heeft me nooit gebeld. Pas drie maanden later ben ik er weer.
“Mag ik binnenkomen?’.
“Kom binnen “, zegt hij uiterst vriendelijk.
Ik vraag hoe het met hem gegaan is de afgelopen maanden en zeg dat ik het jammer vind dat hij me niet gebeld heeft.
“ik ga jou toch niet lastig vallen met mijn nutteloze leven”, was zijn sombere antwoord.
“U lijkt mij een hele lieve man. U valt me heus niet lastig hoor”. Ik glimlach en even lijkt het of er bij hem ook een glimlach verschijnt.
“Het is prachtig weer vandaag, wilt u niet even naar buiten?
“Ik vind het een kutbuurt”, zegt hij stug.
“Waar zou u graag naartoe willen?”.
“Ik was altijd gek op het water “. Ik zie in zijn ogen dat hij een betere plek voor zich ziet.
“Ik ga uw hondje even knippen, ik zie u vanmiddag weer”.

Ik sta voor de deur met een mooi geknipt hondje. De man wil de hond aannemen maar ik hou hem vast.
“Gaat u even met mij mee?”, vraag ik met een grote glimlach.
“Waarheen?”. Hij kijkt geïrriteerd.
“Dat ziet u vanzelf wel, kom!”.
“Neem een jas mee”.
Met lichte tegenzin pakt de man zijn jas van de lage kapstok en legt hem op zijn schoot. Gelukkig doet de lift het weer . Ik duw hem naar binnen en druk op de knop begane grond.
Ik zet de rolstoel naast mijn auto en open het portier aan de bijrijderskant.
“Kunt u hier zelf inkomen, of moet ik even helpen?”.
“Nee joh, ik kan niet in de auto”, zegt hij wat gegeneerd.
“Heus wel”, lach ik. Ik pak hem onder zijn armen en til hem mijn auto in.
Ik klap de rolstoel in en leg deze achterin de auto. Ik heb de banken naar beneden geklapt, dus het past makkelijk. Het hondje zet ik op schoot bij de man.
“Gordel om”, lach ik.
De man weet zich niet goed een houding te geven zie ik.

Na een kwartiertje zijn we bij onze boot. Het is een sloep.
Ik til de man weer in zijn rolstoel en rijd hem naar de kade.
“Tadaaa”, ik maak een gebaar alsof ik Leontine Ruiters ben die zojuist alle bordjes heeft omgedraaid bij het rad van fortuin.
De man kijkt me niet begrijpend aan.
“We gaan varen”, zeg ik blij.
“Meen je dat nou? Ik kom daar nooit in”. Hij kijkt bezorgd.
“Moet jij eens opletten”, zeg ik.
Ik rijd de rolstoel tot aan de rand en zet de stoel op de rem. Ik stap in de boot en buig voorover.
“Pak mijn nek vast”, zeg ik tegen de man. Even twijfelt hij.
“Kom nou maar, het lukt echt wel. Ik ben loeisterk”.
De man doet zijn handen om mijn nek en ik til hem de boot in. Ik zet hem op de kussens achter het roer.
Ik klap de stoel in en leg deze voorin de boot, de hond springt al zelf. Alsof hij weet wat we gaan doen.
De hond springt op het bankje naast zijn baas en duwt zijn neusje in de wind.
Het is zalig weer.
Ik start de motor en gooi behendig alle lijnen los. Ik vaar al sinds ik geboren ben.
“Daar gaan we”, roep ik blij tegen de man.
Hij glimlacht.
We varen een mooie ronde over het Braassemermeer, over de Westeinder plassen en weer terug naar Alphen. We zijn zeker zes uur weg geweest. Na een half uur varen zag ik dat de man met tranen in zijn ogen rond zat te kijken. Hij aaide af en toe zijn hond en deed soms zijn ogen dicht om de zon nog beter te voelen op zijn witte gezicht.
Wanneer ik s avonds de voordeur van zijn flat openmaak en hem naar binnen duw, pakt hij plotseling mijn hand vast.
Hij lijkt niet uit zijn woorden te komen. Hij slikt een paar keer. Er kruipt een traan over zijn wang.
“Gaat het?”, vraag ik geschrokken.
“Dit was de mooiste dag van de afgelopen vijf jaar “, zegt hij dan hakkelig.
“Ik wil je enorm bedanken, het betekent enorm veel voor me dat je dit voor mij gedaan hebt”.
Ik word er ook emotioneel van en omhels hem. “Geen dank, ik heb het echt heel graag gedaan”.

Drie maanden later krijg ik weer een telefoontje van een medewerker van de gemeente. Een nieuwe stem stelt zich aan mij voor.
Of ik het hondje van hun cliënt wil ophalen. En weer die waarschuwing. “Pas op, want het is een ontzettend onaardige ,depressieve man”, klinkt de mannenstem in mijn oor.
“Hoezo? Kent u hem?’, vraag ik geïrriteerd.
“Nee, maar dat staat in mijn computer”, klinkt het wat geschrokken.
“Zet maar in die computer van jullie dat deze man intens verdrietig is en wat liefde en aandacht nodig heeft na het verliezen van zijn vrouw en zijn benen”. Ik merk dat ik harder praat dan de bedoeling is.
De man aan de andere kant van de lijn weet niet wat hij moet zeggen.
Na een korte stilte zegt hij plotseling. “Ik zie dat er nog maar een keer betaald gaat worden voor de hond, dus dit zal de laatste keer zijn dat u dit hoeft te doen”.
“Wat? Waarom?’.
“Dat weet ik niet, dit staat in de aantekeningen”.
“Luister”, zeg ik nu woedend.
“Schrijf maar in die aantekeningen van jullie dat de hond vanaf vandaag helemaal niet meer door jullie betaald hoeft te worden, ik doe het voor niets”.
“Wat bedoeld u?”, vraagt de man onnozel.
“U begrijpt niet wat ik bedoel?”, sis ik.
“Nee, niet echt”.
“Ik bedoel dat van een beetje menselijkheid nog nooit iemand is doodgegaan”.
“Goedemiddag meneer”. Ik verbreek de verbinding en bel de man om te zeggen dat hij voortaan rechtstreeks met mij mag bellen als zijn hond geknipt of gewassen moet worden. Zonder tussenkomst van de gemeente, zonder factuur. Zolang als de hond zal leven.

( Saskia Jansen ) Storyteller.

Over ZijalleenisZij

Ik zou veel kunnen vertellen, maar wat hebben anderen daaraan? Ieder leven heeft zijn ups en downs, dat is soms goed om te delen maar mijn ervaring is dat je toch altijd alleen staat.

Eén reactie Volgende »

  1. Dat is zeker een prachtverhaal 🙂

    Geliked door 1 persoon

    Beantwoorden
  2. Prachtig!

    Geliked door 1 persoon

    Beantwoorden
  3. Mooi verhaal. Prachtig geschreven. Petje af!

    Like

    Beantwoorden
  4. Wat een prachtig en ontroerend verhaal heb je geschreven Saskia, de medemenselijkheid is tegenwoordig ver te zoeken en door jouw verhaal krijg ik weer hoop dat er meer mensen zijn zoals jij bent. Bedankt voor je verhaal, lieve groet, Ann.

    Like

    Beantwoorden
  5. Jammer dat mensen langs elkaar heen leven en geen begrip en tijd hebben voor de medemens. Ook ik heb intens verdriet, en heb mijn lieve vrouw afgelopen maandag naar haar laatste rustplaats gebracht maar wordt gelukkig wel door mijn kinderen en familie goed opgevangen.

    Klaas.

    Like

    Beantwoorden

Plaats een reactie